Wie besluit om zonder televisie door het leven te gaan, moet sterk in zijn schoenen staan. Mijn moeder was zo iemand. In een periode van ruim 30 jaar bracht ze zeven kinderen groot, zonder dat er ooit een televisie in huis kwam.
Mijn grootvader die vlak bij ons woonde, had er wel een en bij hem mochten wij op de meest ongelegen momenten komen kijken. Daardoor konden wij toch nog kennis nemen van cultuurmonumenten als Swiebertje, de Fabeltjeskrant en koning Voetbal. Bovendien zorgde mijn grootvader onbedoeld voor een extra attractie. Hij bezat dan een TV, maar was te oud om het fenomeen werkelijk te kunnen bevatten. Voetbal ging hem bijvoorbeeld te snel. “Dat is ook wat”, zei hij dan, “heel de wedstrijd geen doelpunt en nu ineens drie achter elkaar.” De moderne, geoefende kijker begrijpt dat hij per abuis ook de herhalingen meetelde.
Voor komische films had hij een mateloze bewondering. Na afloop wreef hij met een zakdoek de tranen van het lachen uit zijn ogen en trakteerde hij ons altijd op dezelfde zin: ”Je snapt niet hoe ze het bij elkaar verzinnen.”
Toen ik een jaar of 10 was, drong het tot me door dat letterlijk al mijn vriendjes thuis een TV hadden staan. Ik liet niet na om mijn ouders herhaaldelijk op deze omstandigheid te wijzen. Bij mijn vader leek ik soms een begin van een schijn van succes te boeken, mijn moeder was echter onvermurwbaar. Intuïtief verzette ze zich tegen de terreur die er van dat kleine kastje uitging.
Een heroïsche houding. In de vorm van dit stukje richt ik er een klein monument voor op, want dankzij haar vasthoudendheid ben ik aan heel veel dingen toegekomen, waar de meeste kinderen geen tijd voor hebben.
Maar, zoals gezegd, wie zonder TV door het leven wil moet sterk in zijn schoenen staan. Lang nadat alle kinderen het ouderlijk nest hadden verlaten bezocht ik op een dag mijn ouders. Mijn moeder deed open. Een beetje moegestreden leek het wel. “Je vader is boven” zie ze veel betekenend. Vervuld van de bangste vermoedens, holde ik de trap op, zijn kamer binnen. Bijna betrapt keek hij op, maar wees toen op de televisie tegenover hem. “Dit moet je echt zien”, zei hij met een knipoog, “Je snapt niet hoe ze het bij elkaar verzinnen.”
L. Slot
Lees hier de vorige columns.