Ik ben niet zo’n beste slaper. Vaak kan ik of niet in slaap komen of wordt ik ’s nachts wakker en kan ik de slaap niet meer vatten. Mijn gedachten gaan malen en het brein gaat ongevraagd hyperactief aan de slag om eens even alle actualiteiten met een wat zwaardere ondertoon dan bij daglicht de revue te laten passeren. ’s Nachts is alles donkerder.
Onlangs las ik dat het een goede techniek zou zijn om in slaap te vallen om je voor te stellen dat je een ronde holle boomstam bent die overeind staat in een mooi bos. Na een tijdje valt de boomstam om, ligt in het zachte gras, tussen het groene mos en denkt: ik lig hier mooi, ik lig hier prachtig; laat mij hier maar lekker liggen. Vroeger adviseerde mijn moeder ons als kind in geval van slapeloosheid aan leuke dingen te denken, iets waar je blij van wordt. Deze week probeerde ik dit weer eens in hotel in een andere tijdzone aan de vooravond van wat ik dacht dat een slapeloze nacht ging worden. Terwijl mijn brein aanstalten maakte om de stressvolle afspraken van de volgende dag in chronologische volgorde te gaan behandelen, bedacht ik me dat ik wilde gaan kamperen langs de rivier met mijn zoon, samen in een klein tentje, met een kampvuur gemaakt in een cirkel van stenen…en werd ik de volgende ochtend wakker na een aaneengesloten nacht van slaap.
Misschien dat die holle boomstam, het kleine tentje of die cirkel om het vuur appelleert aan een soort gevoel van veiligheid en geborgenheid las ik in het innemende boekje De Tygmofiel van Midas Dekkers. Misschien is het ook wel een handige psychologisch trucje om een soort barrière te creëren om je gedachten heen, die voorkomen dat ze als een kikker uit een emmer alle kanten op springen.
Ik stel me zo voor dat Jezus voordat Hij gewekt werd en Hij de woeste storm beval te gaan liggen, in een klein vooronder op een stapel netten in foetushouding diep in slaap lag terwijl het buiten aan dek flink tekeer ging.
Sleep tight, don’t let the bed bugs bite.
Berend
Lees hier de vorige columns.