Het is vrijdagavond, etenstijd. Vlak voor we aan tafel gaan, zie ik een appje binnenkomen in de appgroep ‘Gezellig en lekker’. Morgen hebben we ons halfjaarlijkse vriendendiner. Alles is al in kannen en kruiken, letterlijk en figuurlijk. Maar nu ineens komt er toch nog een vraag. ‘Wie nam ook alweer wat mee qua drinken?’
Ik heb geen tijd om te reageren, want de gouden regel hier thuis is ‘geen mobieltjes aan tafel’. Maar tijdens het eten hoor ik de ene na de andere ‘ping’ in de keuken. Ai ai… wat als ze alles omgooien? En wat als ik er niks meer over te zeggen heb en het gesprek alweer klaar is tegen de tijd dat wij van tafel gaan?
Zomaar een voorbeeld van het altijd bereikbaar willen of moeten zijn. Je kent het vast wel. Het heeft prettige kanten, zo’n mobiel op zak. Altijd een kaart bij de hand, file informatie, dat ene recept waarvan je vergeten bent de ingrediënten op te schrijven. Maar ook: te snel reageren op/via een appje, daar waar een gesprek misschien beter was geweest. De verwachting dat je heel de dag door in contact kunt zijn. Meer van je telefoon zien dan van je kind, de hond die je uitlaat, of gewoon je omgeving. Je kunt maar één Heer dienen, zegt de Bijbel. Je kunt maar één persoon of situatie je volle aandacht geven, trek ik die lijn even door. En als mijn aandacht bij mijn telefoon is, dan ben ik voor de mensen om mij heen onbereikbaar. Niet aanwezig.
Als dat de consequentie is van altijd bereikbaar zijn, misschien moet ik dat dan gewoon niet willen. Niet willen vragen van mezelf, maar ook niet van een ander. Met één hele grote uitzondering dan. Want wat is het fijn, dat onze God altíjd bereikbaar is. En dat Hij ook van mij verwacht dat ik heel de dag door met Hem in contact ben.
Of ik nu achter het stuur zit of op mijn werk, of het midden in de nacht is of midden in de spits: Hij is er. Bereikbaar én aanwezig. En die verbinding, die houd ik graag in stand. Jij ook?
Viola