Ik loop op de dijk en kijk uit over een woest stuk uiterwaarde. Het ziet er prachtig uit; mooie bomen, hoog gras, pony’s, een tractorband zonder bestemming, een kruiwagen rustend tegen een boom en besmeurde emmers, wachtend op hun volgende klus. Terwijl ik wandel gaat het landschap als een film aan me voorbij. De volgende scene maakt dat ik even stilsta.

Een poosje terug moest ik door de medische molen. Voordat u, begaan met mijn lot, niet verder kunt lezen; er bleek geen aanleiding tot enige zorg. Een fietsproef bracht wel mijn beperkte conditie pijnlijk aan het licht. De dienstdoende verpleegster voerde ondanks mijn rood aanlopende gezicht de weerstand van de fiets meedogenloos op. Ik piepte en steunde  verontschuldigend dat ik wat aan mijn conditie zou moeten doen. “Ja dat zeggen ze allemaal zodra ze op die fiets zitten,” reageerde de vermoeide verpleegster een beetje venijnig. 

Het vluchtelingen ”probleem” laat zien hoe  een Europese Unie functioneert, of eigenlijk niet. Niet alleen Europa heeft er problemen mee, ook de Nederlandse politiek is verdeeld. De èèn kijkt weg, de ander overdrijft.

Mijn opa had achter zijn huis een grote tuin waarin allerlei levende have al dan niet in hokken rondscharrelde. Konijnen, kippen, duiven, vogels, katten en een hond. Die laatste joeg, wanneer hij de kans kreeg, de kippen met veel bravoure de hele tuin door. Behalve voor deze dieren had mijn opa een voorliefde voor het steeds maar weer verbouwen van hun verblijven. Na iedere verbouwing ging hij aan de slag met groene menie. Gewoon terwijl de kippen om hem heen scharrelden. In mijn herinnering hadden zijn witte kippen dan ook altijd groene veren. Het kippengeluk noch dat van mijn opa werden hierdoor allerminst verstoord. Ook de eitjes smaakten er niet minder om.

Ik ben niet zo’n beste slaper. Vaak kan ik of niet in slaap komen of wordt ik ’s nachts wakker en kan ik de slaap niet meer vatten. Mijn gedachten gaan malen en het brein gaat ongevraagd hyperactief aan de slag om eens even alle actualiteiten met een wat zwaardere ondertoon dan bij daglicht de revue te laten passeren. ’s Nachts is alles donkerder.

In de vroege ochtend loop ik over straat. Met onze harige huisvriend, ga ik de plantsoentjes af.  Als ik geen zin heb om te wachten op al zijn gesnuffel (geloof me: ik hèb geen zin om te wachten), sprint hij op zijn hardst om mij weer in te halen. We hebben het goed samen.

Naar welke afdeling je ook onderweg bent: als je het Radboud Ziekenhuis in Nijmegen binnenloopt wordt je allereerst geconfronteerd met een enorme nadrukkelijk rode wand. Daarop in wel 100 afdrukken in helderwit een gedicht van Huub Oosterhuis geprint.